De alimentatieplicht wordt vastgesteld aan de hand van de behoefte van de alimentatiegerechtigde en de draagkracht van de alimentatieplichtige. In deze blog wordt stilgestaan bij de draagkracht, de mate waarin de alimentatieplichtige kan bijdrage in het levensonderhoud van kind en ex-partner. Er zijn verschillende gegevens die de draagkracht beïnvloeden, waaronder de woonlast (het hypotheekbedrag of de huurprijs). Die gegevens geven aanleiding voor procedures als geen of onvoldoende draagkracht aanwezig is om een bedrag aan partneralimentatie te betalen. Zal een forfaitaire woonlast het aantal discussies en procedures doen afnemen?
Woonlasten en partneralimentatie; hoe is het nu?
De Expertgroep Alimentatienormen geeft aanbevelingen die onder meer helpen bij het maken van een alimentatieberekening. De aanbevelingen worden jaarlijks gepubliceerd in het Rapport alimentatienormen en die aanbevelingen worden door rechters gebruikt bij de beoordeling van alimentatieverzoeken. Bij het bepalen van de draagkracht adviseert de Expertgroep Alimentatienormen om te rekenen met de werkelijke woonlast. Dat bedrag kan gemaximaliseerd worden als de woonlasten buitensporig zijn.
Een kleine 10 jaar geleden heeft de Expertgroep Alimentatienormen voor de draagkrachtberekening voor kinderalimentatie zijn aanbeveling gewijzigd. Sindsdien wordt geadviseerd uit te gaan van een forfaitaire woonlast, een standaardbedrag gebaseerd op het inkomen (30% van het netto besteedbaar inkomen). Het idee achter het forfaitaire bedrag is het vereenvoudigen van de berekening, een toename van voorspelbaarheid en het vergroten van de rechtszekerheid. Op dit moment wordt van verschillende woonlasten uitgegaan voor de berekening van kinder– en partneralimentatie.
Hoe kan het worden?
De Expertgroep Alimentatie is van plan om vanaf 1 januari 2023 ook een forfaitaire woonlast voor de draagkrachtberekening partneralimentatie op te nemen in het Rapport Alimentatienormen. Het voornemen bestaat om van eenzelfde forfaitaire woonlast uit te gaan als bij de berekening van kinderalimentatie, te weten 30% van het netto besteedbaar inkomen. Uitzonderingen zullen naar verwachting mogelijk blijven.
Wat zijn de mogelijke gevolgen?
De alimentatieplichtige met een hogere woonlast dan het forfaitaire bedrag, zal meer draagkracht hebben dan nu het geval is. In de praktijk wordt een woonlast van meer dan 30%-35% van het netto-inkomen als onredelijk wordt beschouwd. In die gevallen is de woonlast al naar beneden bijgesteld en zal de forfaitaire woonlast niet snel leiden tot een verandering in draagkracht. Dat is anders voor een alimentatieplichtige met een lagere woonlast dan het forfaitaire bedrag. Die alimentatieplichtige heeft door de (fictieve) hogere woonlast minder draagkracht hebben en zal dus minder partneralimentatie moeten betalen.
Als een forfaitaire woonlast wordt toegepast, wordt de berekenwijze vereenvoudigd. Die vereenvoudiging maakt dat procedures vanwege enkel een verandering in de woonlastensituatie zullen afnemen. Of daarmee ook het aantal partneralimentatieprocedures zal afnemen, valt te bezien.