Mijn ouders zijn uit elkaar. Ik heb een halfbroer en stiefzus. Ik wil contact met mijn halfbroer en stiefzus. Hoe pak ik dat aan?
Maak jouw wens kenbaar aan jouw ouders
Het is aan de volwassenen om ervoor te zorgen dat de kinderen vanuit verschillende relaties met elkaar in contact kunnen komen. Het zijn veelal de biologische ouders die belast zijn met het ouderlijk gezag over hun kind en zorg dienen te dragen voor het welzijn van het kind. Als kinderen verschillende biologische ouders hebben, is overleg tussen de verschillende ouders het startpunt. Zij kunnen de kinderen toestemming geven om met elkaar om te gaan.
Schakel hulp in
Soms loopt het contact met een ouder en of tussen de ouders moeizaam. Afhankelijk van de woonplaats van het kind/de kinderen en de hulpvraag, kan hulp worden ingezet. Een vorm van hulpverlening is (stief)ouderschapsbemiddeling. Dit is een laagdrempelige manier om met hulp van iemand anders tot afspraken te komen. Een mediator kan ook helpen. Een mediationtraject kan vaak sneller worden gestart.
Contact met de rechter
Als een gesprek met de ouders geen uitkomst biedt, dan kan een minderjarige (een persoon jonger dan 18 jaar) de kinderrechter rechtstreeks vragen in een brief, mail of telefoongesprek om een omgangsregeling vast te stellen. Dit heet een informeel verzoek. Slechts in expliciet in de wet genoemde gevallen kan een minderjarige zich zonder tussenkomst van zijn wettelijke vertegenwoordiger rechtstreeks tot de rechter wenden.[1] Onder meer de rechtbank Noord-Nederland[2] en de rechtbank Midden-Nederland[3] hebben recentelijk bevestigd dat deze weg voor een kind openstaat ten aanzien van de vaststelling en de wijziging van een omgangsregeling.
Een informeel verzoek houdt in dat de minderjarige de rechter vraagt om ambtshalve te beslissen. Ambtshalve betekent dat geen officieel verzoek is gedaan. Een minderjarige kan niet zelfstandig een verzoek indienen omdat hij vertegenwoordigd moet worden. Hij heeft geen formele eigen rechtsingang. De gezaghebbende ouders zijn de aangewezen personen om een kind te vertegenwoordigen. De rechter zal de ouders daarom eerst uitnodigen voor een gesprek en beoordelen of de ouders in staat zijn het verzoek van hun kind op te pakken.
Wat zal de rechter beslissen?
Lukt het ouders niet of onvoldoende om de belangen van hun kind te vertegenwoordigen, dan kan de rechter de Raad voor de Kinderbescherming vragen om een onderzoek[4] of een bijzondere curator benoemen om de minderjarige in en buiten de procedure te vertegenwoordigen.[5] De rechter wijst uiteindelijk een beslissing.
Bij het nemen van een beslissing kijkt de rechter naar het belang van het kind. Omgang kan bijvoorbeeld bijdragen aan de identiteitsontwikkeling van het kind.[6] De belangen van het kind zijn echter niet de enige belangen waarmee de rechter rekening houdt. Hij zal ook kijken naar de belangen van de ouders en andere direct betrokkenen.
Een kind heeft recht op omgang als sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking[7], dan wel van family life.[8] Een dergelijke betrekking kan zowel bestaat tussen bloedverwanten (o.a. halfbroer en halfzus) als tussen niet bloedverwanten (o.a. stiefbroer en stiefzus). De rechter zal daarom bij een verzoek tot vaststelling of wijziging van een omgangsregeling geen onderscheid maken tussen de halfbroer en de stiefzus. De rechter zal wel beoordelen of zij een zekere mate van betrokkenheid in elkaars leven hebben gehad.
Meer weten over omgangsregelingen en procederen bij de rechtbank? Neem contact met ons op.
[1] Op grond van artikel 1:251a lid 5 BW, op grond van artikel 1:253a lid 4 juncto 1:377g BW en op grond van artikel 1:377g jo. 1:377a, 1:377b en 1:377E BW.
[2] Rechtbank Noord-Nederland 21 december 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:5223.
[3] Rechtbank Midden-Nederland 20 maart 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:2027.
[4] Zie onder meer rechtbank Zeeland-West-Brabant 25 mei 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:3708.
[5] Uit artikel 1:250 BW volgt dat de rechter bij wie de zaak aanhangig is, een bijzondere curator kan benoemen als de rechter deze benoeming in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht.
[6] Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 22 oktober 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:8039.
[7] Artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW).
[8] Artikel 8 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM).